skip to Main Content

Spraak en articulatie

Onderzoek naar de spraak en articulatie kan zowel bij kinderen als bij volwassenen gebeuren. In dit onderzoek zal er steeds gestart worden met een mondmotorisch onderzoek. Daarna gaan we na welke spraakklanken gekend zijn en welke niet en of ze allen goed gevormd worden.
Dit gebeurt door het benoemen van prenten en het navertellen van verhalen. Verder wordt er naar de spontane spraak van de patiënt geluisterd.
Articulatiestoornissen kunnen van fonetische of fonologische aard* zijn.

Ook kan het spraak- en articulatieprobleem een neurologische oorsprong hebben (dysartrie/apraxie). Afwijkende mondgewoonten kunnen ook aan de basis van een articulatiestoornis liggen. Daarnaast is ook infantiel slikken een uitlokkende factor voor articulatiestoornissen.

Schoolse vaardigheden

De schoolse vaardigheden betreffen lezen, spellen en rekenen. Deze vaardigheden worden afzonderlijk getoetst in de praktijk.

LEZEN

Bij het lezen zullen als eerste de lees- en schrijfvoorwaarden nagegaan worden. Daarna gaan we ook kijken hoe het lezen op woordniveau, zinsniveau en tekstniveau verloopt. Aan de hand van de testen kunnen wij bepalen op welk leesniveau/aantal maanden lezen het kind zich bevindt.

SPELLEN

Binnen de spelling gaan we kijken hoe het met de letterkennis van de patiënt gesteld is. Daarna gaan we ook na hoe het schrijven op woord-en zinsniveau verloopt. Verder zal het spontaan schrijven ook getoetst worden.

REKENEN

Het rekenen bestaat uit verschillende deelaspecten (hoofdrekenen, getallenkennis, meten en metend rekenen, meetkunde, vraagstukken).
Al deze onderdelen worden bij de patiënt nagegaan. Daarnaast wordt er, aan de hand van de gemaakte fouten, een foutenclassificatie opgesteld.
Hierdoor krijgen we een beter zicht op de specifieke uitvallen van de patiënt.

Mondelinge taal

Back To Top